Onze merken

Aston Martin

Zoekfilter sluiten

Verwijder alle filters

Merk
Merk
Kleur
Transmissie
  • Automaat
  • Handgeschakeld
Brandstof
Carrosserie
Bouwjaar
Prijs
Kmstand
Energielabel
  • A+
  • A
  • B
  • C
  • D
  • E
  • F
  • G

Deel huidige selectie

Zoekfilter openen

Ingenieur Robert Bamford en Lionel Martin begonnen in 1914 met de bouw van auto’s nadat beide heren een jaar eerder samen besloten hadden om auto van het merk Singer te gaan verkopen. De eerste auto was een op een Isotta Fraschini chassis gebouwde 1400 cc-racer.

De naam Aston Martin ontstond door een overwinning van Lionel Martin op de “Aston Clinton Hillclimb” bij het plaatsje Aston Clinton. In de werkplaats aan Abingdon Road in Kensington werd in 1914 de eerste auto gebouwd. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd er bij Aston Martin niet geproduceerd. Na de WO I werd Aston Martin nieuw leven ingeblazen door graaf Louis Zborowski, maar in 1920 stapte Bamford op, waarna Aston Martin in 1922 racewagens maakte voor deelname aan de Grote Prijs van Frankrijik. In 1924 vertrok Lionel Martin en ging het merk failliet, waarna een aantal rijke investeerders onder de naam Renwick and Bertelli het merk overnamen. Onder leiding van Lord Charnwood werd “Aston Martin Motors” verhuisd naar Feltham.

In 1927 werd een 10HP gepresenteerd. Het merk kende in deze tijd enkele successen in o.a. Le Mans en de Ultster. In 1931 werd het merk, na liquiditeitsproblemen, overgenomen door Lance Prideaux-Brune en R. Gordon Sutherland. Deze nieuwe eigenaren besloten in zich in 1936 te gaan concentreren op de productie van auto’s die bedoeld waren voor de normale weg. Na tijdens de Tweede Wereldoorlog een sluimerend bestaan te hebben gehad werd Aston Martin in 1947 overgenomen door Sir David Brown, een tractorfabrikant. Een jaar na de overname nam Brown het merk Lagonda over, en voegde dit merk juridisch en fysiek bij Aston Martin. In 1954 kocht Brown een locatie aan de Tickford Street in Newport Pagnell en dat luidde met de DB1 het begin in van de inmiddels klassiek geworden serie auto’s met de naam DB (de initialen van David Brown).

Na de DB1 en DB2 werd in 1957 de raceauto DB3 geïntroduceerd. Een absoluut hoogtepunt was in 1964 het gebruik van de inmiddels wereldberoemde DB5 in de James Bond-film Goldfinger en Thunderball. Na de DB6 volgden achtereenvolgens de DB7 (1965-1970) en de DBS en DBS V8 (1967-1972) die op het laatst Vantage genoemd werd. Hoewel James Bond in 1969 nog de Aston Martin DBS bestuurde, gaat het eigenlijk vanaf 1968 minder met Aston Martin, waarna het merk in 1972 overgenomen werd door Company Developments. Mede door toenemende milieu-eisen kwam het bedrijf wederom in de problemen en in 1975 werd het merk overgenomen door de Amerikaanse zakenlieden George Minden en Peter Spraque.

De nieuwe eigenaren vernieuwden de modellijn met de introductie van de V8 Vantage in 1977 en de cabriolet uitvoering van de Vantage die de naam Volante droeg. In 1980 kwam Aston Martin met de Bulldog, een prototype dat moest aantonen dat Aston Martin in staat was een “supercar” te bouwen. Dit prototype was een voorbode voor de Lagonda, een voor die tijd zeer futuristische wigvormige sedan. Vervolgens werd de onderneming tweemaal verkocht alvorens de algemeen directeur Victor Gauntlett en Tim Healy het bedrijf in 1984 kopen.

Uiteindelijk werd Ford in 1987 75% eigenaar van Aston Martin. In 1993 kocht Ford de laatste aandelen van Victor Gauntlett en bracht het beroemde merk onder in haar Premier Automotive Groupe waar ook Volvo, Landrover en Jaguar ondergebracht zijn. Nadat Ford volledig eigenaar was geworden is er veel geld geïnvesteerd in het verbeteren van de productiefaciliteiten en het opvoeren van de productie.

In 1994 werd een nieuwe fabriek aan de Banbury Road in Bloxham gevolgd door een nieuwe Gaydonfabriek in 2003. Dankzij de nieuwe impuls als gevolg van de overname van Ford maakt Aston Martin nu weer eigenzinnige auto´s zoals de V8 Vantage (2005-nu), DB9 (2003-nu) en de Vanquish V12 (2001-nu) die James Bond in “Die another day.” als “auto van de zaak” mocht gebruiken. Voor de toekomst (2007) staat de Rapide op stapel en dit zal de eerste vier-deurs Aston Martin worden sinds de Lagonda. Ook James Bond blijft zijn merk trouw. Hij gaat in de film “Casino Royale” (2006) aan de haal met een Aston Martin DBS, een extra snelle versie van de V8 Vantage.

De Aston Martin DBS kan min of meer gezien worden als opvolger van de Vanquish, waarvan onlangs het laatste exemplaar uit de fabriek rolde. De DBS is gebaseerd op de DB9, maar is op alle fronten net wat sportiever. Om te beginnen qua vermogen: het nieuwe topmodel heeft de beschikking over 517 pk, waar de DB9 460 pk uit dezelfde V12 haalt. De Aston Martin DBS sprint in 4,3 seconden naar 100 kilometer per uur en de topsnelheid ligt op 302 kilometer per uur. Het aristocratische merk meldt dat de auto precies tussen de DB9 en de circuitauto DBR9 in zit. De DBS is een pure tweezitter, waarin Aston Martin veelvuldig gebruik maakt van uit de racerij afkomstige materialen, zoals koolstofvezel.